Vermogensbelastingschijven

Capital door Piketty heeft ook in Nederland de discussie over vermogen aangezwengeld. Kort gezegd: de rijken worden rijker, en de armen armer. In Nederland kennen we bovendien de vreemde figuur forfaitaire vermogensbelasting: vermogenden betalen belasting over een verondersteld rendement. In de praktijk komt het neer op een percentage (30% belasting over 4% rendement = 1,2%) van het vermogen, exclusief een drempelvermogen.

In verschillende artikelen op Me Judice (1) (2) wordt gesuggereerd dat we terug moeten naar registratie van het daadwerkelijke inkomen uit vermogen om dit vervolgens te belasten. De redenen om dit te doen zijn bijvoorbeeld dat niet elke spaarder hetzelfde rendement haalt, laat staan 1,2% als “kleine” spaarder bij een grootbank. Grotere vermogens halen gemiddeld een beter rendement, stelt de literatuur. Er is een eenvoudiger oplossing, dan registratie, om de verschillen in rendement door de hoogte van het vermogen fiscaal mee te nemen: vermogensbelastingschijven.

Vermogensbelastingschijven stellen voor verschillende niveaus in vermogen een forfaitair rendement en (afwijkend) belastingtarief vast, net als dat al gebeurt in de inkomstenbelasting. De voordelen zijn:

  1. Behoud van de relatief eenvoudige registratie met lagere kosten voor controle: alleen het niveau telt, en niet allerlei inkomensbestanddelen die er uit verkregen zijn.
  2. Bij het vaststellen van de hoogte van de schijven en het belastingtarief is rekening te houden met het hogere gemiddelde rendement uit een hoger vermogen.
  3. Meer prikkel om vermogen optimaal te alloceren, want de fiscus doet niet “mee” als het rendement mee- of tegenvalt. De belasting is onafhankelijk van het verkregen inkomen.
  4. Dat laatste betekent ook dat de belastingopbrengsten zekerder zijn.

Om die redenen kan het corrigeren voor laag rendement op (vooral) kleinere vermogens beter via vermogensbelastingschijven gebeuren, dan door (weer terug naar vroeger) het daadwerkelijke inkomen uit vermogen te belasten.

(1)
Jan Nelissen, “Gemiste kans voor een betere belasting over vermogenswinsten”, Me Judice, 13 juli 2015.

(2)
Alman Metten, “Inkomen uit vermogen: de grote ongelijkmaker”, Me Judice, 17 juli 2015.

Kilometerheffing horde te ver?

Om vrijheden overeind te houden, doen we er goed aan niet overal een prijs aan te hangen. Een voorbeeld hiervan kan de spits- of kilometerheffing zijn, welke uit het oogpunt van vrijheid een zoveelste horde opwerpt.

Vorige maand meldde het CPB dat een kilometerheffing op drukke wegen in de spits gunstig is voor de welvaart, maar lastig uitvoerbaar is. Het persbericht komt er op neer dat invoering niet haalbaar is als we er ook wat mee willen opschieten. Achter de kilometerheffing gaat daarnaast ook een belangrijke politieke afweging schuil.

De toegang tot de weg wordt immers ingeperkt met een kilometerheffing en dat maakt het een politieke afweging. Voor wie de weg op wil, zijn er al de kosten van de auto en de brandstof (inclusief accijns). Hoeveel meer wil je als maatschappij dan nog doen om mensen, weer via hun portemonnee, te ontmoedigen alsnog de weg op te gaan?

Je kan met elkaar besluiten dat iedereen vanaf een bepaald punt moet kunnen gaan wanneer hij of zij dat wil. Een kilometerheffing is op te vatten als de zoveelste horde die het recht van de sterkste beschermt: “Omdat ik veel verdien, heb ik er meer voor over om in de spits te rijden, en mag een ander om de spits heen werken.” Niet mooi.

De spits is net als de rij bij de kassa een “gelijkmaker”: een van die weinige momenten dat we gewoon op onze beurt moeten wachten en ongeacht status gelijk zijn. Dan leven we af en toe nog een beetje in elkaars wereld. Dat moet zo blijven, want met rijkdom koop je dan misschien meer merkspullen, maar niet al maar meer vrijheid.

Uit maatschappelijk oogpunt kan een kilometerheffing alsnog gewenst zijn, al blijkt dat niet uit de CPB-analyse. Maar de kilometerheffing mag zeker geen achterdeur zijn om burgers uit de file te pesten.

Werken voor de publieke zaak, na “Van Woerkom”?

Guido van Woerkom is afgehaakt voor het ambt van Nationaal Ombudsman. Wat zijn hiervan de gevolgen?

Van Woerkom werd eerst aangesproken op een boude discriminerende uitspraak, en overleefde alsnog de stemming in de Tweede Kamer. Vervolgens werd zijn vertrekpremie ter discussie gesteld, want die zou ongepast zijn. Teveel van het goede bleek uiteindelijk.

Maar, was die uitspraak nou zo erg dat het een kermis moest worden? De uitspraak was echt niet erg, volgens sommigen. En een vertrekpremie van een paar ton is geen nieuws. Bovendien, afspraak is afspraak. Ik vind het ronduit stuitend dat een afspraak tussen een privé persoon en een particuliere stichting zo onder het vergrootglas ligt. Dat terwijl ondertussen oud-corporatiebestuurders met brede grijns en zonder enig schuldbesef uitmeten hoe zij de maatschappij miljarden armer hebben gemaakt. De balans in ontsteltenis is volkomen zoek. Van Woerkom heeft excuses gemaakt voor zijn uitspraak en zijn vertrekpremie is een zaak tussen hem en de ANWB. Daarmee had het klaar moeten zijn, maar dat was het niet.

Het gevolg, ik blijf het herhalen, is dat talentvolle mensen minder interesse krijgen in de publieke zaak. Alles ligt onder het vergrootglas, en je mag als persoon publiekelijk aangesproken worden op een zakelijke privé-afspraak. Steek je energie in de aanpak van sociaal-economische problemen, in plaats van de vinger te heffen. Spreek de ANWB aan, en laat de man met rust. Waarom zou iemand voor de publieke zaak willen werken? Pek en veren is dan je deel. Neem gewoon afslag bedrijfsleven en rij door, want dan blijft dit je (waarschijnlijk) bespaard. Een land krijgt de publieke ambtsdragers die hij verdient, en Nederland verdient kennelijk kraak- noch smaakloze grijze muizen, die niet voor zichzelf opkomen.

Aanvulling: inmiddels zijn de namen van andere sollicitanten voor Ombudsman gelekt, wat gezien de geheimhouding niet de bedoeling kan zijn. Nog een reden voor (een competent) iemand om er niet aan te beginnen.

Gun politici leven na de politiek

Het beroep van politicus dreigt met de dag minder interessant te worden. De Europese Commissie adviseert vandaag namelijk het volgende:

Nederland moet beperkingen opleggen aan de banen die ministers en Tweede Kamerleden na vertrek uit de politiek kunnen aannemen, om zo corruptie en belangenverstrengeling in de toekomst te voorkomen.

Wat zijn hiervan de gevolgen?

  1. Talentvolle mensen denken wel twee keer na voordat ze de politiek in gaan, want dat wordt schadelijk voor je carrièreperspectief;
  2. Politici die er eenmaal zitten, blijven langer hangen omdat hun mogelijkheden buiten de politiek zijn ingeperkt.

Het tegenargument kan zijn dat wij onze politici zo goed belonen, dat een beperking er bij hoort. Natuurlijk is de beloning voor het lidmaatschap van de Tweede Kamer meer dan modaal, maar het is in verhouding tot wat de markt talentvolle mensen te bieden heeft niet bijzonder. Gun politici gewoon een leven na de politiek.

Verbod short selling niet inhoudelijk beoordeeld

Het was vandaag tussen de regels zoeken wat het Europees Hof van Justitie (HvJ) precies heeft geoordeeld over short selling. Samengevat: vrij weinig. Het ANP (via nu.nl) maakte er het volgende van.

EU-hof bevestigt verbod op short selling
Het verbod op het zogeheten short selling blijft overeind staan. Het Europees Hof van Justitie oordeelde woensdag dat er geen reden is om het besluit van de Europese autoriteit voor effecten en markten (ESMA) nietig te verklaren.

Er is niet gekeken of short selling inhoudelijk bezwaarlijk is. Er is evenmin (goed) gekeken of aan de voorwaarden voor het instellen van het verbod voldaan is. Er is alleen gekeken of de EU uberhaupt op deze wijze dit soort maatregelen mag nemen. Dat mag want “deze bevoegdheid is aan verschillende criteria en voorwaarden onderworpen die de speelruimte van deze autoriteit beperken, […]” en daarmee verenigbaar met het EU recht.

Het HvJ is wellicht ook niet de plaats om inhoudelijk de voors en tegens van short selling te wegen. Het Verenigd Koninkrijk vroeg daar ook niet om. Fortis werd kort na deze blog genationaliseerd. Het Nederlandse verbod heeft die neergang niet voorkomen. En ik ben overtuigd dat de informatiewaarde van short selling (nog steeds) wordt onderschat.

Link naar uitspraak van het HvJ

Kabinet breekt overheidssector af

De inkomens van bestuurders die met belastinggeld worden betaald, zullen vanaf 2015 omlaag gaan. Op termijn gaan deze inkomensregels gelden voor alle medewerkers in de publieke en semipublieke sector.

Naast de besparing op de loonkosten zijn er economisch in grote lijnen twee gevolgen van dit beleid te geven:

  • Talentvolle mensen gaan vaker de overheidssector schuwen en vaker in de private sector werken;
  • Degenen die binnen de overheid blijven zullen minder gemotiveerd zijn en minder hard werken.

Minder talent en minder hard werken zal de diensten die de overheid levert natuurlijk schaden. Dat kan grofweg twee kanten opgaan: meer weggegooid geld of vaker inhuur vanuit de private sector. Beiden kanten komen er op neer dat de overheidssector wordt afgebroken. Misschien is dat de bedoeling, maar hoe cynisch als een kleinere overheid zo bewerkstelligd wordt.

Toegankelijkheid als voorwaarde voor patent in de zorg

De verlening van een patent moet afhankelijk worden van hoe toegankelijk het medicijn vervolgens is. Een voor sommigen onbetaalbaar medicijn krijgt geen patent meer. Deze maatregel houdt de zorg betaalbaar en laat farmaceuten zich richten op elke beurs om op termijn gevaarlijke tegenstellingen in de samenleving te voorkomen. Dit krachtige idee rolde uit een denksessie van Denktank Prospect.

Tijdens de denksessie “Generatie Y over zorg in 2040” van Denktank Prospect werden eerst twee presentaties gegeven. Oscar Dekker (bestuursvoorzitter GGZ) sprak over de verschillende perspectieven op de zorg die hij in zijn leven opdeed en eindigde met de aanbeveling aan generatie Y focus te zoeken en de gevoelens van onze generatie expliciet te maken. Pieter van Boheemen (open biotech, grassroot innovation in zorg) sprak vervolgens over de ongekende mogelijkheden die er nu al zijn en hoe weinig er in de traditionele zorg wordt geïnnoveerd. Hierna dachten twee groepen na over een droomscenario voor 2040 en twee groepen over een doemscenario. Vervolgens bepaalde elke groep hoe de route daar naartoe er uit gaat zien. De dromers versterkten het droombeeld en de doemers dachten na over hoe het doembeeld voorkomen kon worden.

Het doembeeld van mijn “groene” groep draaide uit op een wereld met scherpe tegenstellingen tussen haves en have-nots met onveiligheid voor iedereen als gevolg. We zagen een wereld waarin we de controle kwijt zijn: grote tekorten aan alles, ziekten de we moeilijk/niet kunnen stoppen, onbetaalbare zorg. Het onbetaalbaar worden van de zorg zet de solidariteit onder druk en kreeg onze focus. Vooruitgang in de farmacie blijkt steeds trager te gaan en/of steeds meer te kosten (Eroom’s Law). Conclusie: op enig moment komen er medicijnen in de wereld die voor gewone stervelingen (lange tijd) onbetaalbaar zullen zijn, met alle tegenstellingen tussen groepen tot gevolg.

Voortbouwend op de presentatie van Pieter die sprake over ‘open source‘ zorg, kwamen wij tot een nieuwe weg die ons weghoudt van onbetaalbare medicijnen. In onze ogen zou het verkrijgen van het patent op een medicijn afhankelijk moeten zijn van de toegankelijkheid van het medicijn. Wanneer een medicijn zo duur is dat het voor sommigen ontoegankelijk wordt, zagen wij het hele medicijn liever niet in de wereld komen. Een patent op een medicijn is daarmee in andere woorden afhankelijk van de maatschappelijke baten. Als een patent meer onheil dan geluk brengt, door bij te dragen aan tegenstellingen, wordt het niet verleend. De wereld is dan dus nog niet klaar voor het medicijn.

Het gevolg is dat de farmaceutische industrie zich zal richten op medische innovaties waar iedereen van kan profiteren, want dat zijn de innovaties waarop je wel een patent kunt krijgen. Het is dus ook niet zo dat er in deze visie geen onderzoek meer wordt gedaan. Het onderzoek zal zich alleen focussen op innovaties waar iedereen van profiteert.

Wat ik mijzelf dan natuurlijk vraag is: hoe liberaal is dit nieuwe pad? Een patent is een door mensen gemaakt monopolie. Met vrijheid heeft dat dus al weinig te maken. Daarbij denk ik dat het vanuit een sociaal contract idee moeilijk voorstelbaar is dat iemand er mee instemt monopolies in het leven te roepen waar zij zelf niet van zal profiteren (omdat het te duur wordt). Deze liberaal meent dat wanneer regels ten koste gaan van maatschappelijke welvaart, die regels overboord moeten.

Luie senatoren willen dode democratie?

De discussie over de keuze zonder meerderheid in de Eerste Kamer te gaan regeren gaat al even. Dit zou (te) veel ‘problemen’ opleveren om wetgeving af te ronden. Nu.nl kopt vandaag ‘Rol Eerste Kamer tijdens formatie is onderschat’.

Volgens mij is de huidige situatie een stuk gezonder dan wat we gewend waren. Nederland werd geregeerd door de verstijvende dictatuur van de meerderheid. Treed je als partij toe tot een coalitie, betekent dat ook dat je daarmee je ziel voor (hopelijk) vier jaar aan dat coalitiewezen verkoopt. Elke parlementariër behorend tot de coalitiepartijen staat klak-klak in de houding om te tekenen bij het kruisje voor wetgeving. Hoezo democratie? Het is maar wat frappant dat je iets democratie kunt noemen als dat in zekere zin maar één dag in de vier jaar daadwerkelijk zo is.

Dan is het huidige speelveld boeiender en inhoudelijker. De coalitie moet een breder draagvlak zoeken dan het eigen electoraat. Ik vind dat gezond. Temeer er nu wisselende coalities mogelijk zijn en dus in feite een enorm deel van het electoraat ‘meedoet’. De democratie gaat ook tussen verkiezingen leven, niemand staat vier jaar buitenspel.

Ik snap dat de senatoren dit vervelend vinden. Ze moeten nu iets vinden. Dat is me wat. Liever zit je daar gewoon je tijd uit: belangrijk doen, maar er niet echt toe doen. Ze moeten nu aan het werk voor hun kiezers. Heel goed.

Uiteraard wil je niet dat de Eerste Kamer als puur politiek strategisch wapen wordt gebruikt. Nu verwacht ik dat ook niet van deze mannen en vrouwen die voor hun politieke carrière niet meer hoeven te vechten en dus verre van opportunisme kunnen blijven, een uitzondering daargelaten.

Eerlijk, ik vind het goed dat de politiek nu meer is dan alleen een ritueel van coalitie versus oppositie zonder dat het debat wat verandert. Laat die senatoren maar zeuren, wij verwachten dat zij voor de goede zaak strijden en er het beste van maken. De Eerste Kamer is en moet meer zijn dan een AOW voor oude politici.

Vastgoedcrisis twintig jaar van nu

Navolgend artikel is fictief en op persoonlijke titel geschreven; dit artikel diende ter inspiratie. Het schetst een denkbaar scenario voor de ontwikkeling van het commercieel vastgoed in relatie tot de rol van de overheid bij de woningbouwprogrammering de laatste decennia. Een rol waar nu van teruggekomen wordt.

Nieuwbouw tot crisis te ‘publiek gestuurd’

30-01-2033 | Laatst gewijzigd: 30-01-2033

De nieuwbouw van commercieel vastgoed was tot aan de crisis najaar 2028 ‘zeer sterk publiek gestuurd’. Het aanbod was niet (primair) afgestemd op de voorkeur van gebruikers, maar op wat ‘goed is voor Nederland’, vastgelegd in beleid van Rijk, provincies en gemeenten.

Dit commentaar ontving de tijdelijke commissie Commercieel vastgoed. Deze commissie stelt een parlementair onderzoek in naar de leegstandsontwikkeling en zwakke concurrentiepositie van het Nederlandse commercieel vastgoed.

Overheden schreven tot de crisis bijna alles op de commerciële vastgoedmarkt voor. Zowel wat betreft locatie (kantoren bij treinstations, winkels in de binnensteden en bedrijfsruimten op bestaande locaties), stedenbouw (ontsluitingen, groen, water, parkeren), aantallen, dichtheid (hoog), programmering (SER ladder), multifunctioneel gebruik (winkels in de plint), architectuur als wat betreft kwaliteiten (duurzaamheid, energiezuinigheid, aanpasbaarheid en veiligheid).

De gevolgen hiervan zijn bijvoorbeeld kantorenlocaties nabij grote stations die de laatste decennia sterk zijn gegroeid, maar waar de vraag uiteindelijk niet in dezelfde mate is geland. De plancapaciteit voor kantoren is na de crisis begin deze eeuw zo beperkt dat uitbreidingsvraag alleen nog rondom stations kon worden geaccommodeerd. Op termijn zijn enkele monofunctionele locaties grondig geherstructureerd en hebben vervolgens weer gebruikers uit de drukke stationsgebieden aangetrokken.

Het winkellandschap lijkt in eerste instantie gezond, maar doordat winkels alleen nog werden toegestaan in de binnensteden zijn consumenten meer dan in omringende landen op internet gaan winkelen. Voor sommige boodschappen zijn de parkeer- en reiskosten van de binnenstad bijvoorbeeld te hoog. Een deel van de binnenlandse detailhandelsbestedingen zijn bovendien bij buitenlandse internetwinkels terechtgekomen. In het buitenland zien we dat consumenten meer in de eigen fysieke detailhandel besteden door de aanwezigheid van met de auto goed bereikbare locaties aan de stadsranden.

Het Topsectorenbeleid van de jaren ‘10 heeft uiteindelijk ook niet het gewenste resultaat opgeleverd. Een belangrijke reden hiervoor is de SER ladder geweest die verdere clustering en optimalisatie van de bedrijfsruimtemarkt heeft beperkt. De Topsectoren hebben zich niet optimaal kunnen vestigen, zoals nabij gelijksoortige bedrijven, en zijn ondergeschikt gemaakt aan het beperken van de leegstand op bestaande, vaak ongeschikte, locaties. De SER ladder heeft er vooral voor gezorgd dat het slechte is behouden en de dynamiek op de bedrijfsruimtemarkt is komen stil te liggen.

Commerciële partijen op de vastgoedmarkt steken ook de hand in eigen boezem. Na de crisis van de jaren ‘10 werd door veel partijen een grotere rol van de overheid verwelkomd. Voorgeschreven krijgen wat wel en waar mag, beperkte het ondernemersrisico danig. Potentiële concurrentie vanuit de plancapaciteit werd uit de markt genomen. Bestaande belangen werden beschermd tegen nieuwe toetreders en concepten. De schrik van de hoge leegstand zat er in de jaren ‘10 zo in dat kritiek op een grotere rol voor de overheid niet voor de hand lag.

Het afstemmen van de (onzekere) vraag op het aanbod via de plancapaciteit is onnodig. Zeker wanneer deze voor de markt toch niet interessant is om te ontwikkelen. Goed onderbouwde grondprijzen (en belastingen), afhankelijk van locatiespecifieke kenmerken zoals maatschappelijke kosten en baten van de ontwikkeling, maken van de overheid een marktmeester die verder alles aan de markt kan laten. De rol van de overheid is er een van flexibiliteit en het zoveel mogelijk openlaten van gelijkwaardige opties. De overheid hoeft alleen te zorgen dat er voldoende aanbod en alternatieven zijn om aan de constant veranderende gebruikersvraag te voldoen. Alleen op die wijze kan de Nederlandse commerciële vastgoedmarkt weer bijdragen aan een gezond vestigingsklimaat en economische groei.

Meer mantelzorg maakt zorg niet betaalbaar

Staatssecretaris Van Rijn wil dat mensen meer tijd uittrekken voor mantelzorg om daarmee de zorg betaalbaar te houden. Omdat het hier gaat om een zogeheten partiële oplossing is het een slecht en ondoordacht idee.

NOS.nl: ‘Zorg betaalbaar door hulp familie’

De eerste vraag die wij ons moeten stellen is of het efficiënt is dat bijvoorbeeld een duurbetaalde advocaat minder gaat werken om mantelzorg te verlenen in plaats van dat een goedkopere kracht dat doet. Uiteraard wordt de zorg daarmee op papier goedkoper omdat mantelzorg zich in de informele economie begeeft en daardoor buiten het zichtveld valt. Het verval van het werk van de verzorgende is een besparing op de zorgkosten en het verlies aan toegevoegde waarde van de advocaat, die werktijd moet opgeven om mantelzorg te geven, verdwijnt ergens onder de streep voor de gehele economie. Mensen moeten daar werken waar zij voor zichzelf en de maatschappij de hoogste toegevoegde waarde leveren en het bevorderen van mantelzorg lijkt daar tegenin te gaan.

Het tweede nadeel van meer mantelzorg is dat het dus om informele economische activiteiten gaat. Over informele economische activiteiten wordt geen belasting geheven. Het bevorderen van mantelzorg verlaagt dus de belastinggrondslag, daarmee de belastingopbrengsten en dus verslechtert de betaalbaarheid van de gehele Nederlandse overheid. Wat er mis is met geen belasting betalen? Kijk maar naar Griekenland. In mijn visie maken we eerst de koek zo groot mogelijk en gaan we dan verdelen. Meer mantelzorg draagt niet bij aan een zo groot mogelijke koek en is daarom in potentie schadelijk voor de economische structuur van Nederland.