Groene groei, bbp, welvaart en Ricardo

In de notitie Groene groei en welvaart: een conceptueel denkkader wordt door het CPB “geconcludeerd dat veel milieubeleid een remmende werking heeft op de groei van de economie op de korte termijn.” Daar valt op af te dingen als er rekening gehouden wordt met de impact van toekomstige maatschappelijke kosten. De CPB conclusie is onderbouwd met een conceptuele analyse van het versnellen van de introductie van een, privaat onrendabel maar maatschappelijk rendabel, nieuwe (groene) techniek met subsidies. Het CPB doet dit met figuren als deze:

cpb_groenegroei_figuur33

De subsidies in bovenstaand figuur zorgen voor een snellere introductie van de nieuwe (groene) techniek. Dit kost volgens het CPB in het begin BBP én welvaart. Kort gezegd gaat het op korte termijn ten koste van BBP omdat subsidies verstorend werken. Het gaat aanvankelijk ten koste van welvaart omdat de subsidie gestoken wordt in iets dat nu nog niet rendabel is, maar wel geld kost dat niet naar iets anders kan.

Plausibel verhaal tot dusver, maar de conclusie dat beleid gericht op de snellere introductie van nieuwe (groene) technieken op korte termijn vaak moet leiden tot een kleinere economie en lagere welvaart ten opzichte van niets-doen is te kort door de bocht. Er is namelijk zoiets als Ricardiaanse equivalentie, wat staat voor het idee dat economische actoren (consumenten en bedrijven) anticiperen op toekomstige belastingen. Voor consumenten is dit twijfelachtig, bijvoorbeeld door budgetrestricties. Voor bedrijven is dit een geaccepteerde aanname, wat bijvoorbeeld betekent dat bedrijven naar verwachting meteen gaan bezuinigen als zij belastingverhogingen voorzien. Voor de netto werkgelegenheidseffecten van het Energieakkoord is er bijvoorbeeld rekening mee gehouden dat bedrijven inderdaad anticiperen op toekomstige heffingen en die toekomstige heffingen dus bij bedrijven andere investeringen en bestedingen verdringen.

Het idee van Ricardiaanse equivalentie zou in het geval van groene groei betekenen dat bedrijven nu al rekening houden met de in de toekomst te heffen belastingen om de gevolgen van klimaatverandering tegen te gaan. In Nederland zullen bijvoorbeeld dijken verhoogd moeten worden als de zeespiegel stijgt. Die toekomstige maatschappelijke kosten worden uiteindelijk (deels) omgeslagen naar bedrijven, via vennootschapsbelasting en/of belasting op de personeelsbeloning. Als door gevoerd beleid een groene techniek eerder beschikbaar komt en zo de toekomstige maatschappelijke kosten lager uitvallen, kunnen belastingen (in de toekomst) omlaag. Dit betekent voor bedrijven meteen meer loon- en investeringsruimte wat positief is voor de omvang van de economie, en de welvaart als afgeleide daarvan. Met andere woorden kan een uitgesproken inzet op het sneller dichtbij brengen van technieken die ellende later voorkomen onmiddellijk positief uitwerken op de economie én welvaart.